De aanvullende belasting op de personenbelasting (APB) is één van de belangrijkste ontvangsten voor de gemeenten. De APB wordt gevestigd als een percentage op de inkomstenbelastingen die geregeld, gevestigd en ingevorderd worden door de federale overheid. Dit percentage dient jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld te worden.
De aanvullende belasting op de personenbelasting voor de aanslagjaren 2026-2031 wordt vastgesteld op 7,8 %.
- het gecoördineerde wetboek op de inkomstenbelasting 1992, in het bijzonder artikel 464 tot 470/2
- het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, in het bijzonder art. 40 en 41
Gelet op de financiële toestand van de gemeente.
De te boeken ontvangsten zijn voorzien in het strategisch meerjarenplan 2026-2031.
De gemeenteraadsfractie N-VA Respect Burgerbelangen dient volgend amendement in.
Amendement op Artikel 2, wijziging:
De belasting wordt vastgesteld op 6,5 % van de volgens artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar. Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar.
Artikel 1
Voor de aanslagjaren 2026 tot en met 2031 wordt een aanvullende belasting op de personenbelasting gevestigd ten laste van de rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar.
Artikel 2
De belasting wordt vastgesteld op 7,8 % van de volgens artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar. Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar.
Artikel 3
De vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting zullen door het toedoen van het bestuur der directe belasting geschieden, zoals bepaald in artikel 469 van het Wetboek van de inkomstenbelasting.