Op 16 december 2024 heeft het college van burgemeester en schepenen het verzoek tot opname als vergund geacht in het gemeentelijk vergunningenregister van een onroerend goed in de Ondankstraat z.n., 8750 Wingene geweigerd.
Op 27 december 2024 vordert de indiener van het verzoek de vernietiging van deze beslissing bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) via de neerlegging in het digitaal loket.
Op 5 juni 2025 neemt de kamervoorzitter een beslissing over de zaak.
Op 06 december 2024 ontving het gemeentebestuur een hernieuwd verzoek tot opname als vergund geacht in het gemeentelijk vergunningenregister van een onroerend goed in de Ondankstraat z.n., 8750 Wingene.
Op 16 december 2024 heeft het college van burgemeester en schepenen het verzoek tot opname als vergund geacht in het gemeentelijk vergunningenregister van een onroerend goed in de Ondankstraat z.n., 8750 Wingene geweigerd.
Op 27 december 2024 vordert de indiener van het verzoek de vernietiging van deze beslissing bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) via de neerlegging in het digitaal loket.
De voorzitter van de RvVb heeft beslist dat korte debatten volstaan om de betreffende zaak te behandelen (art. 59/2 Procedurebesluit). De kamervoorzitter kan na de zitting de zaak onmiddellijk beëindigen of beslissen om de zaak verder te behandelen volgens de gewone procedure.
Op 5 juni 2025 neemt de voorzitter van de vijfde kamer een beslissing over de zaak.
Inhoud beslissing
Wat betreft het vergund geacht karakter van de constructie oordeelt de Raad dat er een tegenstrijdigheid optreedt tussen de motieven van het CBS en de uiteindelijke beslissing. Het CBS stelt dat de aangeleverde bewijsstukken aantonen dat de constructie dateert van vóór 22 april 1962, waarbij het vergund geacht karakter niet wordt tegengesproken door ene proces-verbaal of niet anoniem bezwaarschrift, waardoor de constructie conform art. 5.1.3. VCRO als vergund geacht kan worden opgenomen in het gemeentelijk vergunningenregister. Het CBS weigert evenwel deze opname. Deze tegenstrijdigheid tussen de motieven en de uiteindelijke beslissing maakt een schending uit van de motiveringsplicht.
Wat betreft het vergund geacht karakter van de functie oordeelt de Raad dat de verzoekende partij niet kan worden bijgetreden. Er kan niet gesteld worden dat de motivering wat betreft de functie intern tegenstrijdig is of dat de motivering de verzoekende partij niet in staat stelt om te begrijpen waarop de opname van de woonfunctie in het vergunningenregister wordt geweigerd. Uit de bestreden beslissing blijkt immers afdoende waarom het CBS van oordeel is dat de voorliggende stukken niet volstaan om op sluitende wijze aan te tonen dat het vermoeden van vergunning kan worden toegepast voor de functie 'wonen'. De verzoekende partij toont niet aan dat de waardering van het bewijsmateriaal kennelijk onredelijk zou zijn, of dat het CBS zich daarvoor op onjuiste gegevens zou hebben gesteund.
De RvVb oordeelt als volgt:
1. De bestreden beslissing wordt vernietigd.
2. De Raad beveelt het CBS een nieuwe beslissing te nemen over de aanvraag van de verzoekende partij en dit binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de dag na de dag van de betekening van dit arrest.
3. De kosten van het beroep bestaande uit het rolrecht van de verzoekende partij, bepaald op 200 euro, komen ten laste van de verwerende partij.
Te hernemen beslissing
Feiten
Mevrouw Gina De Cokere (verder de aanvrager), eigenaar van het onroerend goed en wonende in de Ondankstraat 5, 8750 Wingene, dient op 06/12/2024 een verzoek in tot opname als vergund geacht in het gemeentelijke vergunningenregister van een onroerend goed in de Ondankstraat z.n., 8750 Wingene.
De aanvraag wordt ingediend via het daartoe voorzien digitaal loket op de gemeentelijke website. De aanvraag is tweeledig en omvat zowel het vergund geacht karakter van de constructie an sich, alsook de functie van de constructie als woning. Dit wellicht om vervolgens toepassing te kunnen maken van de in de VCRO opgenomen afwijkingsbepalingen inzake zonevreemde basisrechten.
Bij de aanvraag zijn de volgende documenten gevoegd:
Context
De aanvraag beoogt de opname als vergund geacht in het vergunningenregister van het onroerend goed binnen de context van VCRO art. 5.1.3.
Bestaande constructies, met uitzondering van publiciteitsinrichtingen of uithangborden, waarvan door enig rechtens toegelaten bewijsmiddel in de zin van boek III, titel III, hoofdstuk VI van het Burgerlijk Wetboek is aangetoond dat ze gebouwd werden in de periode vanaf 22 april 1962 tot de eerste inwerkingtreding van het gewestplan waarbinnen zij gelegen zijn, en waarvan het vergund karakter door de overheid niet is tegengesproken middels een proces-verbaal of een niet anoniem bezwaarschrift, telkens opgesteld binnen een termijn van vijf jaar na het optrekken of plaatsen van de constructie, worden in het vergunningenregister opgenomen als vergund geacht, onverminderd art. 4.2.14§3 en §4. Op de gemeentelijke overheid rust ter zake een actieve onderzoeksplicht. Het vergunningenregister vermeldt de datum van opname van de constructie als vergund geacht.
Beoordeling door Dienst Omgeving
Het onroerend goed is gelegen binnen het gewestplan Roeselare-Tielt (goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 17 december 1979, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 4 januari 1980 en in werking getreden op 19 januari 1980).
Constructie
De aangeleverde bewijsstukken tonen aan dat de betreffende constructie dateert van vóór 22 april 1962.
Het vergund karakter van de constructie wordt niet tegengesproken middels een proces-verbaal of een niet anoniem bezwaarschrift, opgesteld binnen een termijn van vijf jaar na het optrekken of plaatsen van de constructie.
De constructie kan conform VCRO art. 5.1.3. als vergund geacht worden opgenomen in het gemeentelijk vergunningenregister.
Functie
In het verzoek dd. 06/12/2024 worden bijkomende bewijsstukken aangeleverd ten aanzien van het verzoek dd. 08/04/2024. Hieronder worden deze stuk per stuk besproken:
De aangeleverde bewijsstukken tonen direct dan wel indirect aan dat het onroerend goed in de 19e en begin 20e eeuw een woonfunctie kende. De aangeleverde bewijsstukken tonen echter niet aan dat een woonfunctie nog aanwezig was bij de inwerkingtreding van de Stedenbouwwet in 1962 dan wel tussen de inwerkingtreding van de Stedenbouwwet en de inwerkingtreding van het Gewestplan in 1980. Evenmin tonen de bewijsstukken aan dat de hoofdfunctie van het onroerend goed zonder vergunning zou zijn omgevormd na 1984, het moment waarop de functiewijziging van een onroerend goed vergunningsplichtig werd (BVR 17/07/1984).
Uit de voor het onroerend goed gekende vergunningsdossiers spreekt op vandaag uitsluitend een functie als bijgebouw/berging. Het betreft volgende dossiers:
Dit wordt bevestigd door:
Dat dit gebouw in de 19e en begin 20e eeuw wel een woning zou zijn geweest doet aan deze huidige feitelijkheden geen afbreuk. Het betreft op vandaag een landgebouw/bijgebouw waarvoor niet op afdoende wijze kan worden aangetoond dat de vroegere woonfunctie onrechtmatig zou gewijzigd zijn, in verhouding tot de scharniermomenten 1962 (Wet op de Stedenbouw), 1980 (Gewestplan) en 1984 (Vergunningsplicht functiewijziging hoofdfunctie van een gebouw).
De woonfunctie kan conform VCRO art. 5.1.3. niet als vergund geacht worden opgenomen in het gemeentelijk vergunningenregister.
Artikel 1
Het college van burgemeester en schepenen beslist de opname in het vergunningenregister als vergund geacht van een onroerend goed in de Ondankstraat, 8750 Wingene en kadastraal gekend als Wingene AFD1, Sectie A, nr. 0431F goed te keuren voor wat betreft de constructie.
Artikel 2
Het college van burgemeester en schepenen beslist de opname in het vergunningenregister als vergund geacht van een onroerend goed in de Ondankstraat, 8750 Wingene en kadastraal gekend als Wingene AFD1, Sectie A, nr. 0431F te weigeren voor wat betreft de functie 'wonen'.
Artikel 3
De eigenaar ontvangt afschrift van de beslissing per beveiligde zending.
Artikel 4
Tegen dit besluit bestaat de mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij de Raad voor Vergunningenbetwistingen, overeenkomstig en met inachtneming van de regelen, vermeld in hoofdstuk VIII van titel IV en het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuurscollege. Artikel 14, §3, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State is van overeenkomstige toepassing.